Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Uw ogen zullen zijn op dit veld, dat [13]zij maaien zullen, en gij zult achter [14]haarlieden gaan; [15]heb ik den jongens niet geboden, dat men u niet aanroere? Als u dorst, zo ga tot de vaten, en drink van hetgeen de jongens zullen geschept hebben. 13. De maaiers. 14. De dienstmaagden. 15. Ik heb het hun wel ernstiglijk geboden, wil hij zeggen. Zie Richt.4:6.